Kleine knollen
In een jaar met vochtige groeiomstandigheden tijdens de knolzetting, zal het aantal knollen dat wordt gevormd hoger zijn dan gemiddeld. Een vroege afrijping van het gewas kan dan tot gevolg hebben dat dit hogere aantal knollen ook nog eens extra klein blijven. Zo'n jaar is gunstig voor de productie van bijvoorbeeld aardappelschijfjes of wedges.
Lange, grote knollen
Als het tijdens de knolzettingsperiode veel te droog is, dan kunnen een aantal knollen afsterven, waardoor er minder knollen ontstaan of overblijven. Als later de groeiomstandigheden wel goed zijn, dan zal dit kleinere aantal knollen toch goed kunnen uitgroeien en ontstaan er grote knollen met een mooie lengte. Er kunnen dan erg grofvallende aardappelen ontstaan, waardoor je bijvoorbeeld mooie, lange frites krijgt.
Droge stof gehalten
In een jaar met zeer overvloedige neerslag en weinig zon, vooral
in het laatste deel van het groeiseizoen, hebben we te maken met
gemiddeld genomen lage droge stofgehalten. Te veel vocht verdampt
bij het bakken, waardoor er te weinig product overblijft. We
spreken hier van een te laag rendement. Daarnaast is de structuur
van het aardappelproduct niet goed.
Hoge zetmeelgehalten
Hoge zetmeelgehalten krijg je na een groeiseizoen met veel zon. Als er veel zetmeel in de knollen zit en de kaliumvoorziening van de grond is matig, dan worden de aardappelen blauwgevoelig, wat tot een groter aantal defecten bij de keuring van de aardappel kan leiden. Deze blauwe plekken kunnen uiteindelijk zorgen voor beschadigingen/defects in de eindproducten.